De werkomgeving in het primair onderwijs wordt bepaald door de levensbeschouwelijke visie (openbaar of bijzonder) en de pedagogische principes van de school. Daarnaast is het primair onderwijs breder dan basisonderwijs alleen. Dat betekent dat je een school kunt zoeken die bij jou past.
Het openbaar onderwijs heeft een neutrale visie op levensbeschouwing. Deze scholen geven geen godsdienstonderwijs, of geven les over verscheidene godsdiensten.
Bijzonder onderwijs is op een specifiek levensbeschouwing gebaseerd. Binnen het bijzonder onderwijs bestaan rooms-katholieke, islamitische, joodse of protestantse scholen. Veel bijzondere scholen vragen hun personeel de levensbeschouwelijke identiteit van de school te onderschrijven. Hoe zwaar levensbeschouwing telt bij het aannemen van personeel verschilt van school tot school.
Sommige scholen onderscheiden zich door hun opvattingen over de vorming van kinderen. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop ze het onderwijs inrichten. Hierbij kun je denken aan Montessorionderwijs, Jenaplan, of Dalton. Het is goed om je te realiseren dat de onderwijstaken voor een leraar er op deze scholen anders uit zien dan op een ‘reguliere’ school. We leggen de meest voorkomende pedagogische principes hieronder uit:
De kern van het montessorionderwijs ligt in de uitspraak van grondlegger Maria Montessori: ‘Help mij het zelf te doen’. Kenmerkend voor montessorionderwijs is het ontbreken van jaarklassen. In een klas op een montessorischool zitten altijd leerlingen van 3 leeftijdsgroepen bij elkaar. Ook zijn er weinig tot geen klassikale lessen. Als leraar geef je in kleine groepjes instructie, terwijl de andere leerlingen zelfstandig met hun taken aan het werk gaan.
In het jenaplanonderwijs staat het kind centraal. Kinderen krijgen de ruimte zich zo breed mogelijk te ontwikkelen. Zij mogen verschillend zijn, het doel is dat de kinderen van de verschillen en van elkaar leren en dat ze verschillen leren respecteren. Bijna alle Jenaplanscholen werken met zogenaamde stamgroepen. In een stamgroep zitten kinderen uit 2 of 3 verschillende leerjaren. Er zijn hierdoor grotere verschillen in de groep, waarvan de kinderen leren.
Leerlingen op een daltonschool krijgen veel vrijheid maar deze vrijheid is niet onbegrensd. Om zelfstandig te kunnen leren heb je vrijheid nodig, maar de leraar geeft wel grenzen aan waarbinnen leerlingen kennis en ervaring kunnen opdoen. In het daltononderwijs geef je als leraar weinig klassikale les maar krijgen kinderen taken die zij in een bepaalde tijd moeten afronden. Deze taken kunnen week- of maandtaken zijn en individuele of groepstaken. De leerlingen leren zelfstandig de taken te plannen en uit te voeren. Als leraar bied je instructie, begeleiding en coaching waar nodig.
Het primair onderwijs bestaat uit meer dan basisonderwijs. Ook het speciaal onderwijs aan kinderen van 4 tot en met 20 jaar behoort tot het primair onderwijs.
De scholen voor Speciaal Onderwijs kunnen worden opgedeeld in vier clusters. Cluster 1 omvat scholen voor kinderen met een visuele beperking. Cluster 2 omvat scholen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden. Scholen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen vallen onder cluster 3. Cluster 4 tenslotte omvat scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen en langdurig zieke kinderen (anders dan met een lichamelijke handicap). Kinderen op speciale scholen krijgen dezelfde vakken als op een gewone basisschool.
Deze website maakt gebruik van cookies. Door deze website verder te bezoeken, accepteer je dat er cookies op je computer geplaatst worden. Deze cookies zorgen ervoor dat de website zo goed mogelijk voor je werkt. Lees meer over cookies in onze Privacy en cookieverklaring